ISLA SHELL CURACAO – Eve
27
November
21
Credits
In de Curaçaose hoofdstad Willemstad hebben inwoners last ‘van groen spul’ dat neerslaat op de omgeving. Het zijn zware metalen van de olieraffinaderij op het eiland. Shell bouwde deze fabriek in 1915 en verkocht hem in 1985 voor 4 gulden aan het eiland. De oliegigant stelde daarbij onredelijke voorwaarden; zo mocht het bedrijf nooit verantwoordelijk worden gesteld voor enige milieuschade. In 1915 besloot de Koninklijke Shell tot de aanleg van een olieraffinaderij op Curaçao. Drie jaar later werd de installatie in bedrijf gesteld. De keuze voor het eilandje voor de kust van Venezuela was weloverwogen: handel door het Panamakanaal nam toe en zou verder groeien; de productie in Mexico was teleurstellend en in de Verenigde Staten explodeerde deze juist. Een natuurlijke diepzeebaai en een stabiel politiek klimaat pleitten voor Curaçao. In de decennia daarop groeide de raffinaderij uit tot de belangrijkste bron van inkomsten voor het eiland: op haar hoogtepunt begin jaren vijftig werkte zo’n 25 procent van de bewoners in de olieverwerkingsfabriek. Ook in de periode daarop bleef de afhankelijkheid groot. Daarmee was het eiland meteen ook kwetsbaar; schommelingen op de oliemarkt, of koerswijzigingen zouden het eiland van zijn belangrijkste bron van inkomsten beroven. Als bijnaam krìjgt de raffinaderij de naam Isla. Shell verwerft een boorconcessie in Venezuela en de ruwe olie kan zo snel verwerkt worden in Isla. Filmbeelden uit 1942 tonen een voor die tijd moderne installatie, en bij het bezoek van koningin Juliana en prins Bernhard in 1955 (zie beelden rechts) lijkt geen smetje aan de lucht. Het niet zo fotogenieke fakkelen van schadelijke stoffen is voor de gelegenheid even stilgelegd. Zorgen over milieuvervuiling en gezondheidsschade als gevolg daarvan nemen toe in de loop van de jaren zeventig. Vanaf 1979 wordt een aantal rapporten gepubliceerd dat een verband aantoont. Berucht is het asfaltmeer, ontstaan in de Tweede Wereldoorlog als gevolg van de grote vraag naar benzine en vliegtuigbrandstof, met name voor de strijd in de Stille Oceaan. Na verwerking van de olie bleef zo een miljoen ton asfalt-residu over, dat werd gedumpt in een kunstmatig afgesloten deel van de binnenbaai Schottegat. Ondertussen heeft de wereldwijde oliecrisis in 1974 en 1975 gezorgd voor terugval van de opbrengsten in Isla, iets wat zich in begin jaren tachtig herhaalt. De nationalisatie van de olie in Venezuela in 1975 is een andere tegenslag. De ontwikkelingen doen Shell besluiten tot een drastische stap: begin 1985 kondigt het bedrijf opeens aan zich terug te zullen trekken uit Isla. Een rampscenario dreigt: stilleggen van de raffinaderij betekent werkloosheid voor tienduizenden inwoners van Curaçao. De regering van het eiland is onaangenaam verrast en probeert te redden wat er te redden valt. Onderhandelingen tussen Shell, de regering van Maria Liberia-Peters en Venezuela pakken zeer ongunstig uit voor Curaçao. Het eiland mag de ooit zo moderne, maar inmiddels gammele, raffinaderij voor een prikkie – slechts 4 Curaçaose gulden! – overnemen, maar komt er bekaaid af. Shell dwingt onder meer af dat de Isla-raffinaderij niet meer het vaste bedrag van 16 miljoen dollar per jaar aan Curaçao hoeft te betalen en dat Shell nooit verantwoordelijk kan worden gehouden voor enige milieu- en gezondheidsschade. Vooral met die laatste concessie snijdt het eiland zich in de vingers. ( NPO )